U heeft javascript uitgeschakeld. Hierdoor staat de index niet links maar onderaan.

HoofdIndexUitleg

Versie 29-7-2022

Genealogie Alting (1)

Generatie I

Ia  Menso Alting, geboren 1476 in Gasteren, overleden 6-5-1526 in Eelde, zoon van Egbertus Alting en Lamme Bentinge.
In Nederlands Familieblad 1886, p. 9 geeft Chr. J. Poortvliet een uitgebreide genealogie van enkele takken Alting, waaronder die van de in Eelde voorkomende tak met als bekendste lid de kerkhervormer Menso Alting (Eelde 1541-Emden 1612). Daarbij is gebruik gemaakt van familieaantekeningen van Menso Alting zelf en van zijn zoon Hendrik Alting, die ook oudere generaties heeft beschreven.
In de Genealogie van de Drents-Groningse familie Alting door G. Alting (Lochem 1996) worden ook andere niet-gerelateerde takken behandeld. Ook zijn de vertaalde aantekeningen van Menso en Hendrik Alting opgenomen met annotaties. Dit werk is o.a. aanwezig in het Drents Archief en in de Groninger Archieven. Bij verwijzing naar de Genealogie Alting verwijzen we naar het laatste (recente) werk.
In beide genealogieën zijn ook enkele eerdere generaties vermeld.

Genealogie Alting: Menso Alting was lid van de Staten van Drenthe en van 1518-1526 vermeld als Schulte van Eelde en Ette voor Oostermoer 1516/1520.
In 1522 werd hij in gijzeling genomen door hertog Karel van Gelre. Kort na zijn vrijlating is hij op 49-jarige leeftijd overleden.

Gehuwd (1) met Roelofje Dummeringe.
Gehuwd (2) 5-9-1508 in Eelde met Margaretha Lueffoghe, geboren 17-3-1493, overleden 8-7-1569 in Groningen, dochter van Roelof Lueffoghe en Hendrika ter Hansouwe, hertrouwd 29-9-1527 met Evert Everts Asschendorp.
Genealogie Alting: Margaretha was enige dochter en dus een zgn. erfdochter (een gewilde partij). Haar moeder Hendrika was in 1472 te Eelde geboren en overleed aldaar in 1571 op 99-jarige leeftijd.
Kinderen uit het tweede huwelijk:
1. Roelof Alting (zie IIa), geboren 22-2-1513 in Gasteren, overleden 16-6-1589 in Groningen.
2. Egbertus Alting (zie IIb), geboren 25-4-1518 in Gasteren, overleden 4-4-1596 in Groningen.
3. Johan Alting (zie IIc), geboren 25-1-1521 in Gasteren, overleden 23-7-1582.
4. Lamme Christina Alting, geboren 1523 in Gasteren, overleden 31-5-1586 in Groningen.
Gehuwd (1) 1550 met Johan Carstiens.
Gehuwd (2) met Berend Gerritsz Ridder.
 

Generatie II

IIa  Roelof Alting, geboren 22-2-1513 in Gasteren, overleden 16-6-1589 in Groningen, zoon van Menso Alting (zie Ia) en Margaretha Lueffoghe.
Roelof Alting Schulte van Eelde 1548-1560 (volgens genealogie Alting). Hij wordt Roelof Luefoge genoemd naar zijn grootvader. Als zodanig wordt hij in 1565 nog vermeld in de goorspraken. In 1584 vlucht hij met zijn gezin naar de stad Groningen, om veilig te zijn voor de oorlogshandelingen op het platteland gedurende de 80-jarige oorlog. Van 1584-1589 is hij gezworene voor Groningen.

Ordelen Etstoel 1558: Tusschen Rolof Luyfoge, scoltet toe Eelden ende Roloff Scirenbecke, scoltet toe Sleen, yss gewyst demm hilixbreeff mytter quitantie stantaftich ende van werden.

Gehuwd 1540 met Emica Schierbeek, geboren 1522 in Sleen, overleden 3-11-1580 in Groningen, dochter van Hendrik Schierbeek en Roelofje Roegat (ten Rodengate).
Kinderen uit dit huwelijk:
1. Menso Alting (zie IIIa), geboren 9-11-1541 in Eelde, overleden 7-10-1612 in Emden.
2. Hendrik Alting, geboren 1542 in Eelde.
3. Roelofje Alting, geboren 2-2-1544 in Eelde, overleden 1-6-1587 in Emden.
Gehuwd (1) met Thijs Johans, overleden 6-10-1581 in Peizerwold.
Gehuwd (2) 2-6-1583 met Roelof Papinge.
4. Johan Alting (zie IIIb), geboren 1548 in Eelde, overleden 29-1-1582 in Groningen.
5. Roelof Alting, geboren 1548 in Eelde, overleden 15-10-1581 in Eelde.
Gehuwd 13-7-1578 met Wobbe Eissinge, dochter van Hindrick Eissinge, hertrouwd met Wolter Luitjens.
Fred Wiersema (Gruoninga 2015-2016, p. 58 e.v., m.m.v. Petronella Elema): Wobbe Eissinge hertrouwde met Wolter Luitjens, koperslager, raadsheer, etc., ovl. 8-8-1620.
...
In de scheidingsakte van Wobbe Eissinges nalatenschap in 1599 kwamen haar vijf nagelaten kinderen voor, met raadsheer Luytiens als vader, die toen hertrouwd was met Hille. De akte toonde hun namen als Roeloff, Luytien, Marritienn, Hindrick en Harmen Eysinghe [sic!]. De voormond van de kinderen was Sicco (Reiners) Eyssinghe.
Verderop in de tekst worden Bernier Hindrix en Johan Berents genoemd als zwagers van Wolter Luitjens. Bernier Hindrix was een broer van Wobbe en Johan Berents getrouwd met Gese Eissinge, een zuster van Wobbbe. Sicco Reiners Eissinge was o.a. raadsheer in Groningen tussen 1616 en 1623 en een oom van Sophia Berniers (Eissinge), o.a. de moeder van Jantien Laurens Rommers, zie genealogie Kluivinge, met o.a. een zoon Sicco Eissinge.
De onderlinge relatie tussen de grootvader van Wobbe Eissinge, N.N. Eissinge en de grootvader van Sophia Berniers, Reiner Eissinge, kon niet worden vastgesteld. Wel hebben zowel Wobbe als Sophia in resp. Eelde en Paterswolde gewoond. Fred Wiersema behandelt ze als behorende tot verschillende staken Eissinge, Gert Schansker (Gruoninga 2015-2016, p. 108) noemt ze mogelijk neven met een gemeenschappelijke grootvader en een mogelijke overgrootvader Bernier Eissinge, die in 1455 als buur te Haren wordt vermeld. Dit is echter een hypothetische verklaring.
6. Everhardus Alting, geboren 1555 in Eelde, overleden 21-4-1600 in Emden.
Gehuwd 16-4-1592 in Emden met Anna Pricker, overleden 25-1-1593 in Emden, dochter van Antonius Pricker.
7. Maria Alting, geboren in Eelde.
Gehuwd (1) 1579 met Albert Dirks, overleden 3-6-1581.
Gehuwd (2) 2-1583 in Groningen met Hendrik Hoving, overleden 29-4-1601 in Groningen.
Hendrik Hoving afkomstig van Dalen. Door Menso Alting Ovinga genoemd.
8. Margaretha Alting, geboren in Eelde.
Gehuwd 4-11-1582 in Groningen met Roelof Nijsingh.
9. Hermannus Alting, geboren in Eelde.
 
IIb  Egbertus Alting, geboren 25-4-1518 in Gasteren, overleden 4-4-1596 in Groningen, zoon van Menso Alting (zie Ia) en Margaretha Lueffoghe.
Egbertus Alting is secretaris van de stad Groningen vanaf 1549. De eerste jaren studeert hij in Brussel en Mechelen.
Veel aantekeningen zijn bewaard in zijn diarium (Groninger Archieven en in transciptie uitgegeven door dr. W.J. Formsma en mr. R. van Roijen).

Gehuwd 1555 in Groningen met Aleid Hartgers, geboren 1514, overleden 18-1-1573 in Groningen, eerder getrouwd met Joachim Canter, overleden 1546.
Kinderen uit dit huwelijk:
1. Joachim Alting (zie IIIc), geboren 4-12-1556 in Groningen, overleden 21-3-1625 in Groningen.
2. Sara Alting, geboren 18-7-1558 in Groningen, overleden 6-12-1575 in Groningen.
 
IIc  Johan Alting, geboren 25-1-1521 in Gasteren, overleden 23-7-1582, zoon van Menso Alting (zie Ia) en Margaretha Lueffoghe.
Gehuwd met Roelofje Luinge, geboren in Peize, overleden 25-9-1592 in Emden.
Kinderen uit dit huwelijk:
1. Talle Alting, geboren 1550.
2. Hendrika Alting (zie IIId), geboren 14-8-1551 in Eelde, overleden 1631 in Eelde (of later).
3. Margaretha Alting, geboren 1559.
4. Anna Alting (zie IIIe), geboren 1560, overleden 1599.
5. Maria Alting, geboren 1563.
6. Roelofje Alting (zie IIIf), geboren 1565.
 

Generatie III

IIIa  Menso Alting, geboren 9-11-1541 in Eelde, overleden 7-10-1612 in Emden, zoon van Roelof Alting (zie IIa) en Emica Schierbeek.
De beroemde kerkhervormer.

In Nederlands Familieblad 1886, p. 9 geeft Chr. J. Poortvliet een uitgebreide genealogie van enkele takken Alting, waaronder die van de in Eelde voorkomende tak met als bekendste lid de kerkhervormer Menso Alting (Eelde 1541-Emden 1612), waarbij gebruik gemaakt is van familieaantekeningen van Menso Alting zelf en zijn zoon Hendrik Alting.
In de Genealogie van de Drents-Groningse familie Alting door G. Alting (Lochem 1996) worden ook andere niet-gerelateerde takken behandeld. Ook zijn de vertaalde aantekeningen van Menso en Hendrik Alting opgenomen met annotaties. Dit werk is o.a. aanwezig in het Drents Archief en in de Groninger Archieven. Bij verwijzing naar de Genealogie Alting verwijzen we naar het laatste (recente) werk.

Kort na het overlijden van Menso Alting schreef Ubbo Emmius (1547-1625), eerste rector van de Groningse Academie, een levensbeschijving van Menso Alting in het Latijn, die in 1982 in het Duits is vertaald en gepubliceerd door Erich von Reeken.

Interessant is of in deze beschrijvingen de hagepreken worden vermeld die Menso Alting volgens sommige auteurs zou hebben gehouden.

Menso Alting schrijft zelf dat hij is geboren in Eelde, Drenthe, op 9 november 1541, de woensdag voor het Martinifeest, ongeveer 11 uur 's ochtends. Hij studeerde vervolgens in Groningen, Munster, Hamm en Keulen. In 1565 verlaat hij Keulen en komt begin oktober aan in de Palts. In Heidelberg mag hij op 3 mei 1566 zijn eerste kerkdienst houden. Vervolgens:
"Na ontvangst van mijn getuigschrift, keerde ik naar mijn Vaderland terug, waar destijds de hoop bestond, het Evangelie te kunnen verbreiden.
Op 1 juli 1567 verliet ik mijn Vaderland voor de tirannie van ALVA en keerde terug naar de Palts."
Vervolgens wordt hij begin september 1567 beroepen in Leidelsheim, op 1 september 1570 beroepen als inspecteur van de kerken in Dirmstein en op 1 oktober 1573 beroepen naar Heidelberg.
Eind mei 1575 ziet hij kans naar zijn vaderland te reizen om zijn ouders en andere vrienden te bezoeken. Kort na zijn terugkeer in Heidelberg wordt hij beroepen naar Emden, waar hij op 17 oktober met zijn gezin aankomt na een vermoeiende reis.

Menso Alting is dus uiterst summier over zijn werkzaamheden als pastoor/predikant in Groningen en Drenthe. Ook Ubbo Emmius schrijft alleen: "Pastoor in Helpen (Helpman), Sleen en in de Palts. Een betrekking aan het Paltische hof slaat hij af."

In de tekst van Ubbo Emmius komt de volgende noot voor, die volgens de vertaler Erich von Reeken blijkbaar later is tussengevoegd:
"Hij keerde naar zijn vaderland terug en deed zijn eerste dienst in Helpen in de buurt van Groningen. Daarop begaf hij zich naar Sleen om het pastoorsambt aldaar over te nemen, maar hij preekte voor dovemansoren. De betrekking moest hij opgeven, omdat degenen die hem op Alva's bevel moesten gevangennemen niet ver meer verwijderd waren. En zo vluchtte hij op 1 juli 1567 naar de Palts."

In de Historie van Groningen, Stad en Land (1981) wordt vermeld dat een anonieme priester, vermoedelijk als kapelaan bij een kapel behorende bij de Coendersborg, in 1566 in Helpman predikte onder grote publieke belangstelling (en daarom mogelijk in de buitenlucht). Volgens de schrijver kan Menso Alting dit niet geweest zijn, maar niet geheel duidelijk is waarom niet.

Johan Picardt (1600-1670), bekend predikant in Coevorden en geschiedschrijver, meende dat Menso Alting in de buurt van Sleen hagepreken heeft gehouden. In de 19de eeuw werd als mogelijke plaats het hunebed De Papeloze Kerk genoemd waarop hij zijn preken zou hebben gehouden, maar beide verhalen lijken niet erg waarschijnlijk, gezien de notitie bij Ubbo Emmius dat Menso Alting volgens de Duitse vertaling voor "tauben Ohren" preekte.

Na de Reductie van Groningen in 1594 wordt Menso Alting wel een van de voornaamste adviseurs van de stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe, Willem Lodewijk van Nassau en neemt daarom een belangrijke plaats in bij de doorvoering van de Hervorming in Groningen en Drenthe.

Gehuwd 26-9-1571 in Dirmstein met Maria Bisschop, geboren 9-4-1550 in Gangelt, Gulik, overleden 24-9-1613 in Emden, dochter van Hendrik Bisschop en Petronella van der Burgh.
Nakomelingen van onderstaande kinderen niet vermeld.
Kinderen uit dit huwelijk:
1. Basilius Alting, geboren 17-11-1572 in Dirmstein, overleden 5-11-1637 in Emden.
Gehuwd (1) 15-1-1598 in Emden met Hester Brander, overleden 2-8-1603.
Gehuwd (2) 20-5-1604 in Emden met Anna Tijtken, overleden 28-7-1633 in Emden.
2. Sara Alting, geboren 25-8-1574 in Heidelberg, overleden 14-11-1574 in Heidelberg.
3. Daniel Alting, geboren 20-9-1575 in Heidelberg, overleden 27-1-1618 in Emden.
Gehuwd (1) 2-10-1597 met Lucia Arceria, overleden 17-5-1602.
Gehuwd (2) 23-2-1606 met Ida de Wartum.
4. Johannes Alting, geboren 20-9-1575 in Heidelberg, overleden 16-11-1575 in Wesel.
5. Johannes Alting, geboren 26-8-1577 in Emden, overleden 10-6-1583 in Emden.
6. Sara Alting, geboren 6-3-1579 in Emden, overleden 7-4-1601 in Emden.
7. Adelheid Alting, geboren 7-11-1580 in Emden.
8. Hendrik Alting, geboren 17-2-1583 in Emden, overleden 25-8-1644 in Groningen. Hoogleraar en rector van de Universiteit Groningen.
Gehuwd 11-1-1614 in Heidelberg met Susanna Belier, geboren 5-9-1592 in Heidelberg, overleden 15-10-1643 in Groningen, dochter van Carel Belier en Françoise Saureau.
9. Johannes Alting, geboren 25-10-1584 in Emden, overleden 16-9-1636 in Stelling bij Schwalbach. Apotheker te Heidelberg.
Gehuwd met Anna Catharina Fettich, overleden 27-5-1670 in Heidelberg.
10. Menso Alting, geboren 21-5-1587 in Emden, overleden 14-9-1647 in Emden. Majoor.
Gehuwd (1) 4-4-1630 met Dorothea Rufelaar, overleden 12-11-1637.
Gehuwd (2) 7-4-1640 in Emmerich met Maria Eleonora Steintgen, overleden 3-4-1651 in Emmerich.
11. Roelof Alting, geboren 24-10-1589 in Emden. Raadsheer te Emden.
Gehuwd (1) 5-3-1615 met Christofora Mettingh, overleden 24-2-1639 in Emden.
Gehuwd (2) 4-1640 met Elizabeth d'Ortell, eerder getrouwd met Helmerich von Laher.
12. Paul Alting, geboren 18-2-1593 in Emden, overleden 6-10-1620 in Worms.
 
IIIb  Johan Alting, geboren 1548 in Eelde, overleden 29-1-1582 in Groningen, zoon van Roelof Alting (zie IIa) en Emica Schierbeek.
Gehuwd 30-6-1577 met Hemma de Mepsche, dochter van Johan de Mepsche.
Kinderen uit dit huwelijk:
1. Johan Alting (zie IVa), overleden 1620.
 
IIIc  Joachim Alting, geboren 4-12-1556 in Groningen, overleden 21-3-1625 in Groningen, zoon van Egbertus Alting (zie IIb) en Aleid Hartgers.
Gehuwd 25-10-1597 in 's Gravenhage met Cornelia Doedese, overleden 20-10-1631.
Joachim Alting, burgemeester van Groningen na 1594. Eigenaar van Vennebroek in Paterswolde, dat later eigendom wordt van dochter Aaltje Alting, getrouwd met Carel van der Merwe.
Hij is vermoedelijk de eerste die het "nieuwe" wapen van de familie Alting heeft gebruikt. Zijn zegel bevindt zich op stukken uit 1612 en 1613 (zie Zegels, Groninger Archieven).
De omschrijving van het schild luidt: Doorsneden: A. een ring; B gekopt en het veld beladen met een bol.
Kinderen uit dit huwelijk:
1. Aaltien Alting (zie IVb).
 
IIId  Hendrika Alting, geboren 14-8-1551 in Eelde, overleden 1631 in Eelde (of later), dochter van Johan Alting (zie IIc) en Roelofje Luinge.
Gehuwd met Willem Jacobs Alting, geboren in Exloo, overleden 1618 in Eelde, zie genealogie Alting.
De oom van Hendrika Alting, Roelof Alting, was eerder schulte van Eelde en vluchtte tijdens de 80-jarige oorlog naar de stad Groningen, waar hij in 1589 overleed.

Nadat in de periode 1590-1604 het schulteambt is uitgeoefend door verschillende personen die vaak ook een ander kerspel onder hun beheer hadden, wordt Willem Jacobs ofte Alting schulte van Eelde tot ongeveer 1616 (in de Ordelen van de Etstoel genoemd in 1612 en 1613).
De Genealogie Alting plaatst hem als afkomstig van Exloo/Odoorn, geboren omstreeks 1550 en noemt als zijn grootvader Willem Altinge, die in 1471 wordt genoemd. Hoewel deze relatie mogelijk is gelegd vanwege de namen Willem en Jacob, wordt hij niet direct gelinkt aan een (andere?) Willem Alting te Exloo, met o.a. zoons Hendrik, Vrerik, Jacob en Reinier. Laatstgenoemden zijn ongeveer tijdgenoten, zie Alting (2).

Genealogie Alting: Prof. Hendrik Alting (1583-1644) was aanwezig op de 80ste verjaardag van tante (eigenlijk de nicht van zijn vader) Hendrika Alting op 14-8-1631 bij welke gelegenheid het familiewapen ter sprake kwam.
Kinderen uit dit huwelijk:
1. Johan Alting, overleden 1670 in Eelde, zie genealogie Alting.
2. Roelof Alting, overleden 1675 in Eelde, zie genealogie Alting.
3. Talle Alting, geboren 2-2-1598 in Eelde, zie genealogie Alting.
4. Anna Alting, overleden 1625 in Eelde (voor 1630), zie genealogie Alting.
 
IIIe  Anna Alting, geboren 1560, overleden 1599, dochter van Johan Alting (zie IIc) en Roelofje Luinge.
Gehuwd met Johan Schuiringe, zoon van Roelof Schuiringe en Talle? ?.
Kinderen uit dit huwelijk:
1. Jan Schuiringe (zie IVc), overleden 1638 in Peize (tussen 1637 en 1639).
2. Trijntien Schuiringe (zie IVd).
 
IIIf  Roelofje Alting, geboren 1565, dochter van Johan Alting (zie IIc) en Roelofje Luinge.
Gehuwd 6-9-1595 in Groningen (afkondiging) met Bareld Schuiringe, overleden 1635 in Groningen? (tussen 1629 en 1639), hertrouwd 23-2-1617 in Groningen met Lutgertien Roelofs, dochter van Roelof Geerts en Jantien NN.
Huwelijksafkondiging: Bartoldt Schuirinck en Roloffijn Altijngs.
In 1641 verkopen Roedolfes Schuiringe, Egbert Schuiringe en huisvrouw Trintien Luchies mede als voormonden over Roelefijn Gebhardus, dochter van wijlen prof. Jannes Gebhardus en Grietijn Schuiringe een stuk land in Peize aan Willem Drijes en huisvrouw Aaltien, dat Willem Drijes in 1650 ruilt met Otto Spols.
Kinderen uit dit huwelijk:
1. Rudolf Schuiringe, overleden 1650 in Groningen (tussen 1646 en 1650).
Gehuwd (1) 23-9-1632 in Groningen met Annetijen Lambers Soevenstern.
Huwelijk: die Erentfeste Rudolphus Schuirinck, der beiden rechten licentijaet ende die deugentrijcke jonge dochter Annetijen Lambers Soevenstern.
Gehuwd (2) 1640 in Groningen? (tussen 1640 en 1645) met Grietje Lunsche, overleden 1655 in Groningen? (tussen 1652 en 1656), dochter van Herman Lunsingh en Frekyen Brunniger, eerder getrouwd 12-10-1634 in Groningen met Richardo Luilofs, overleden 1638 in Groningen?.
(met dank aan Teijo Doornkamp:)
GrA RA IIIx24 – fol.410 – 31 maart 1645 – Rodolph Schuringh, mede namens zijn vrouw Grietien Lunsche, verkoopt aan zijn broer Egbert Schuiringh en zijn vrouw Trijntien een derde deel van een huis in Heer straat, bewoond door Egbert Schuringh en zijn vrouw. Prijs: n.v.

GrA RA IIIx26 – fol.23 – 1 mei 1646 – 5 mei 1646 – Roedolff Schuiringh, olderman, en Grietien Lunsinge (ehel.) lenen van Aeltien Jansen, weduwe van wijlen Johan Heijnens, 600 car. gld. à 52%.

Etstoel Deel/folio/datum 15/115/10-10-1652
Eiser: Roelof Altinck te Eelde wegens zijn huisvrouw met als volmacht van
Grietjen Lunsche, weduwe Schuiringe
Verweerder: Jochim Lunsche te Westervelde
Onderwerp: erfenis van Hindrick Lunsche
Inhoud:
Andere namen:
Bijzonderheden: commissie: Johan van Welvelde, Barelt Ebbinge en Peter Hamminge

Prof. A. Blaauw vermeldt in Westervelde, een drentse buurschap: Grietien Lunsche trouwde in 1634 met Richard Luilofs en circa 1640 met Roelof Schuiringe. Zij schijnen geen (overlevende) kinderen te hebben gehad (met verwijzing naar het archief van het Huis Westervelde, nr. 9, 1659, waarin Joachim Lunsche en zijn zwager Roloff Alting een overeenkomst sluiten over de nalatenschappen van Warmolt, Hendrik en Grietien Lunsche). In 1652 eiste Roloff Alting namens zijn vrouw Hinderkien Lunsche en zuster Grietien Lunsche, weduwe Schuiringe van Joachim Lunsche de verdeling van de nalatenschap van Hindrik Lunsche.
Echter de tweede echtgenoot van Grietien Lunsche was niet Roelof Schuiringe te Peize zoals prof. Blauw meende, maar Rudolf Schuiringe, aanvankelijk licentiaat in beide rechten en later raadsheer te Groningen.
De aanspraken van de nazaten van Roelof Schuiringe te Peize op bezittingen in Westervelde zijn dus gegrond op andere familierelaties.
2. Margreetijn Schuiringe (zie IVe).
3. Johan Schuiringe. Johan is vermoedelijk jong overleden aangezien hij alleen wordt vermeld bij de voogdijaanstelling in 1617.
Er is nog een Jan Schuiringe, getrouwd met Geertien/Geertruid Harmens en kinderen gedoopt in Groningen van 1645 tot 1660, z.v. Barelt Schuiringe, zie Schuiringe (2).
4. Egbert Schuiringe, overleden 1652 in Groningen? (tussen 1652 en 1653). In 1654 zijn de erfgenamen van Egbert Schuiringe eigenaar van een huis in het noorden van Peize met als meier Jan Engelberts, Grondschatting 1654, OSA 845.

Etstoel deel/folio/datum 19/16/21-5-1663
Eiser: luitenant Menno Uneken als man en voogd van zijn vrouw Roeloffien Schuiringe
Verweerder: Sicko Eisinghe gecommiteerde raad ter rekenkamer van de stad Groningen
Onderwerp: erfenis
Inhoud: betreft erfenis van Egbert Schuiringe, burger en hopman te Groningen.

Etstoel deel/folio/datum 19/96/12-11-1663
Eiser: Caspar Creuse in leven advocaat provinciaal van de stad Groningen, nu luitenant Menno Uneken wegens zijn huisvrouw Roeloffjen Schuiringe
Verweerder: heer Sicko Eijsinghe, mede gecommitteerde raad wegens zijn huisvrouw Roelofien Gebhardi
Onderwerp: erfenis, rapport
Inhoud: de huisvrouw van de eiser is een halve zuster van wijlen Egbert Schuiringe, in leven burger vaandrig te Groningen. De verweerders huisvrouw is een volle zusters kind. Er zijn huwelijkse voorwaarden d.d. 26-1-1617 tussen wijlen Barelt Schuiringe, de respectievelijke vader en bestevader van de partijen en Lutjert Roeloffs, de moeder van de huisvrouw van de eiser. Barelt Schuiringe had voor en nakinderen.

Gehuwd 3-8-1639 in Groningen (afkondiging) met Trijntien Luitjens Wolthers, geboren 1615 in Groningen (tussen 1610 en 1620), overleden 1701 in Groningen, dochter van Luitjen Wolthers en Trijntje Luijtjens Cransiens, hertrouwd 14-12-1653 in Groningen met Jacob Haickens, hertrouwd 8-11-1674 in Groningen met Andreas Sibenius.
Huwelijksafkondiging: D'erentfeste Eghbert Schurinck, en de deugentrijcke dochter Trijntien Luitjens, pro qua de E. Frederik Blaeuw als swager caveerde.
Mededeling Teijo Doornkamp: Trijntien Luitjens/Catharina Wolters hertrouwde in 1653 als weduwe Schuring met Jacob Haickens en in 1674 als weduwe Haijkes met Andreas Sibenius. Zij overleed in 1701 (zie hieronder).

GrA RA IIIx30 – fol.425 – 30 maart 1650 – Vaandrig Egbert Schuring en Trijntjen Wolters (ehel.) en Roelefjen Gibhardus, dochter van wijlen professor Janus Gibhardus, tezamen erfgenamen van wijlen raadsheer Rudolpho Schuiring, verklaren te hebben overgedragen aan Grietjen Lunsche, weduwe Schuiring, alle hier en in Drenthe en elders gelegen goederen door voornoemde Schuiring op zijn sterfdag nagelaten, mits dat zij alle sterfhuis lasten en schulden op zich neemt, hetgeen door voornoemde weduwe word aangenomen.

Teijo Doornkamp maakte mij nog attent op onderstaande akte, waarvan hij een volledige transcriptie heeft gemaakt met als extra: "Er is een kopie in RA IIIx 80 – Fol 202-203v."

Groninger Archieven Toegang 601 Diverse families inv. 307:
Boedelscheiding betreffende de nalatenschap van Catharina Wolters weduwe A. Sibenius. Tussen: burgemeester Wolter Wolthers, Sicco Tjaden nomine uxoris, hopman Ludolph Crans nomine uxoris, hopman Derck Uphuis nomine uxoris, Tecco Veltman nomine uxoris, Sicco Abbring en Helperi Helperi als voogden over de kinderen van pastor Helperi, 1701 sep. 6

Volledige transcriptie van Teijo Doornkamp:
GrA 601-307 – 6 september 1701 – Wij Borgemesteren ende Raad in Groningen betuigen met desen openen versegelden brieve dat voor ons zijn gecompareert ende erschenen de Heer Wolther Wolthers, Borgemester in Groningen ende mede Hooftman van de Hoge Gerigts Camer ende Doctor Sicco Tiaden, Rentemester van de Pastorij goederen deser Stadt, caverende voor zijn huisvrouw vrouw Wobbina Wolthers anders Tiaden, als erfgenamen van wijlen vrouw Catharina Wolthers, weduwe van de Heer Hooftman A. Sibenius vaderlijcke zijde. Ende ook wederom de Heer Borgemester Wolther Wolthers, Rentemester Sicco Tiaden noie uxoris, Hopman Ludolph Crans, Hopman Derck Uphuus en Commijs Ficco Veltman, welcke beijde voor haar vrouwen caveerden nevens de Pastor Sicco Abbring ende de Redger Helperus Helperi als voormond over Pastor Helperi soon, volgens onse authorisatie van den 4 April 1701, te samen erfgenamen van gemte vrouw Sibenius moederlijke zijde: Welke bekenden ende beleden een stede vaste ende onwederroepelijke erfscheidinge ende dieling gemaakt te hebben van alle sodane goederen als wijlen vrouw Sibenius bovengemelt heeft nagelaten in manieren nabeschreven: Eerstelijk is aen Welgemelte Heer Borgemester Wolthers te diele gevallen, soo van vaderlijke als moederlijke zijde, Twintig Jucken beclemt landt tot Maarslagh gelegen, zijnde onverscheiden in dartig Jucken, waarvan dertijn Jucken de Borgemester is toebehorende; Een versegelde brief over dese Stadt groot drie duisent Car gl in dato den 12 Junij 1627 met nog een brief over dese Stadt van twie duidend vijff honderd drie en tachtentigh Car gl gedateert den 1 Maij 1630. Ook een vrouwen sitplaatse in Martini Kerck aen de noordzijd in de darde bank van de vorsten stoel, de twede plaatse van ’t middelpad met een graft in Martini Kerk met No 50. Ende is an de Rentemester Tiaden noie uxoris van vaderlijcke en moederlijkcke zijde toegedeelt een versegeling over dese Stadt groot vijftijn honderd Car gl van den 19 Janrij 1632. Nogh een versegelinge over dese lijke vijtijn honderd Car gl in dato den 27 Martij 1650. Mede nog en versegeling over dese Stadt van ses hondert Car gl van den 29 Julij 1626. Oock een versegelinge over d’ Ommelanden groot vijf honderd Carx gl van den 10 Martij 1640. Met nog een obligatie over AKerke groot duisent Car gl zijnde gedateert den 21 Maij 1667. Mede nog een vrouwe sitplaatse in Martini Kercke an de noordzijdt in de darde bank van de vorsten stoel zijnde de darde plaatse van ’t middelpadt. Met nog in gold twie duisend negen en ’t negentig Car gl. Ende an moederlijke zijde van de Hopman Derck Uphuis noie uxoris toegedeeld seventijn honderd sestijn Car gld. Ende an de Eerwaarde Pastor Sicco Abberinge ook seventijn honderd sestijn Car gl. Ende aen de Hopman Ludolph Crans is te diele gevallen vijftijn honderd negen en vijftig Car gl: Waar voor gemelte Hopman heeft angenomen seven grasen land tot Uijtwijrder gelegen met de halve plaatze in Scheemter Hamrick soo en invoegen bij Focco Wijkes onder de behuisinge beclemt meijerwijse word gebruikt. Ende is an de Commijs Veltman noie uxoris ook toegedeelt gelijke vijftijn honderd negen en vijftig Car gl. Welke an zijn E zijn voldaan met de ander geregte helfte van gementioneerde plaatse in Scheemter Hamrick. Se meeder waardig waar hebben zij beide in den gemeenen boedel ingebragt. Wijders is ook aen de Redger Helperi in qlte als voormond over pastor Helperi soon ook toegedeelte gelijke vijftijn honderd negen en vijftigh Car gl. Ende dat de portie van de drie laastgenoemde erfgenamen minder is, als de andere erfgenamen Sulo is volgens accoord en tranactie, dewijl de Eerste Erfgenamen van Moeders zijde hebben toegestaan dat de moederlijke erfenisse in seven parten soude worden gedielt mits dat de drie laastgenoemde erfgenamen in ses honderd dartig gl uijt de mande moederlijke boedel souden laten corten. Voorts hebben respective Erfgenamen tot genoegen gedielt de huiren en renten, soo riedes ingecomen, de gouden en silveren pottpenningen, juwelen, ongemunt silver ende wat tot des versturven lijff is gehorig geweest, alsmede linnen en wullen soo niet publiecq zijn vercoft, blijvende nog in de mande de halve behuizinge in de Costerstraat met de opgestelde inschulden tot nader vereffeninge. Ende bovengemelte goederen zijn getransporteert met alle geregtigheden, ook servituten ende lasten, item so groot ende klein , goed en quaat, als deselve worden bevonden, sonder de mate daarop te leggen: Waarom mede Comparanten verclaarden vredig te zijn en stelden derhalven malcanderen in de ledige possessie om voortaan daar mede te doen en laten als een jeder met zijn eigen geoorlooft is. Sonder arg ofte list. Dat oirconden Wij met Onsen Stadts Zegul, gegeven in den Jare seventijn honderd en een den sesden September. Doe Johan van Julsingha, Johan d’ Drews, Joan Eeck en Reneke Busch Borgemesteren waren Onser Stadt.
 

Generatie IV

IVa  Johan Alting, overleden 1620, zoon van Johan Alting (zie IIIb) en Hemma de Mepsche.
Vaandrig.
Gehuwd 26-1-1606 in Emden met Anna Gerdes.
Etstoel 1622: Johannes Luilofs, ambtman van Selwerd en Lodewijk Wessels, schulte te Vries treden op als voorstanders van de kinderen van wijlen Johan Altinck in een zaak tegen Egbert de Mepsche, die gaat over de erfenis van wijlen Ave de Mepsche. In 1623 komt de zaak weer voor de Etstoel.
In 1630 vragen Johannes Luloffs en meester Albertus Wallant als voormond en sibbevoogd over Johan Altinck, zoon van wijlen Johan Altinck aan de Etstoel toestemming om de goederen van hun pupil te mogen verkopen, die met schulden zijn bezwaard. Dit om de pupil te kunnen onderhouden, die een miserabel persoon is en anders gebrek zou moeten lijden. De toestemming wordt gegeven, zij het dat de goederen verkocht moeten worden tegen de hoogst mogelijke prijs.
Op de daaropvolgende lotting komen luitenant Johan de Mepsche en consorten daartegen in verweer, omdat zij vinden dat de inkomsten uit de goederen voldoende zijn en er ook weinig schulden zijn, met een getuigenis van de meiers.
In 1634 verzoeken de voorstanders van Johan Altinck, zoon van wijlen vaandrig Johan Altinck met de bloedverwanrten om een staat te laten opmaken van de goederen, inkomsten en schulden en om te bepalen wat nodig is voor het onderhoud van de pupil. Er wordt een commissie benoemd met daarin Jr. Wigbolt Ripperda tot Peijse en Jr. Daniel van Wahren om met de gemelde voorstanders, vrienden (is familieleden) en luitenant Johan de Mepsche verslag te doen op de volgende lotting.
In 1636 doet de commissie verslag. De partijen zijn overeengekomen om een erf te Ees, genaamd Rossinge, bij opslag te verkopen aan de meestbiedende.
In 1637 verzoekt luitenant Johan de Mepsche om Johan Altinck, zijnde innocent en gebrekkelijk in oevelgang te nemen. Professor Henricus Altinck en predikant Ovinck hebben op dit verzoek schriftelijk gereageerd, evenals de voorstanders mondeling. Het verzoek wordt voor een jaar goedgekeurd en zal op de volgende lotting nogmaals worden bekeken. De schulte van Eelde, Johan Altinck, zal op de zaak toezien.
Volgens de genealogie Alting en ook vermeld door Polvliet is hij in 1643 in Eelde overleden. Deze informatie komt waarschijnlijk uit de door prof. Hendrik Alting in 1644 opgestelde genealogie.
Kinderen uit dit huwelijk:
1. Johan Alting, overleden 1643 in Eelde.
 
IVb  Aaltien Alting, dochter van Joachim Alting (zie IIIc) en Cornelia Doedese.
Gehuwd 24-4-1631 in Groningen met Carel van der Merwe.
Huwelijk: De Ed. erentfeste ende manhaften Carel van der Merwen, praesent luitenant van capitain G?ockinga, ende die eer en deugentrijcke juffer Aeltijen Altincks, is die proclamatie consenteert, copuleert 1631, 24 april.

Groninger Archieven RA IIIx 53 fol. 151v - 25 augustus 1668 (transcriptie door Sebo Abels) - [zie preambule - IIIx 53 fol. 151, 3] - Johan Altingh, wegens hogere overheid Schulte te Eelde en Paterswolde, verklaart met deze verzegelde en verstokte brief, dat voor mij en ondergeschreven erfburen verschenen is de jonker Joachim van der Merven, caverende de rato voor zijn broer jonker Hendrick van der Merven, die bekende schuldig te zijn aan vrouw Anna Vinckenborghs, weduwe Oostenvelts, 900 car.gld. à 6%, wegens ontvangen penningen. De stok gelegd voor schulte en twee erfburen van Eelde en Paterswolde te weten Lodewijck Altingh en Albert Allers.
Getekend schulte en erfburen, alsmede Joachim van der Merve.
N.B. In de periode 1664 tot 1689 zijn er verschillende rechtszaken voor de Etstoel over de afwikkeling van erfenis van Aaltien Alting. Het gaat hier met name om goederen van de plaats Vennebroek. Uiteindelijk wordt de boedel van Joachim van der Merwe grasvellig (failliet) verklaard.
Kinderen uit dit huwelijk:
1. Joachim van der Merwe.
2. Hendrik van der Merwe.
 
IVc  Jan Schuiringe, overleden 1638 in Peize (tussen 1637 en 1639), zoon van Johan Schuiringe en Anna Alting (zie IIIe).
Gehuwd (1) met NN NN.
Gehuwd (2) 1620 in Peize met Catharina Luinge, geboren 1580, overleden 1656 in Peize, dochter van Roelof Luinge, eerder getrouwd in Peize met Wolter Allerts.
Jan Schuiringe, schulte van Peize 1627-1638. Genealogie Luinge: Catharyna (Trijne) Luijnge, weduwe Jan Schuiringe is in 1641 schultinne. Zij wordt herhaalde malen vermeld in de Grondschattingsregisters Peize 1641-1655 (OSA 845).
Etstoel 1623: Jan Schuiringe verzoekt om de benoeming van mombers over de
voorkinderen van zijn vrouw. Als mombers worden benoemd Jan Geerts,
voormond, Gerrijt Roelefs, Egbert Jansen en Doe Arens als voogden.

Etstoel 1639: De minderjarige kinderen van wijlen Jan Schuiringe, in leven schulte te
Peize en Catharina Luijnge, of hun mombers verzoeken om goedkeuring om de aangeërfde vaderlijke goederen te mogen verhuren. Zij krijgen toestemming om dat voor drie of vier jaar te doen met de moeder Catharina Luinge, mits zij daarover overleggen met de mombers van de voorzoon Jan Schuiringe, die dan zijn deel van de inkomsten zal moeten genieten.
Eveneens in 1639 zijn er rechtszaken tussen zowel de mombers van de kinderen van Wolter Allerts en Catharina Luinge als de mombers van de kinderen van Jan Schuiringe en Catharina Luinge en jr. Adam van Heerd van Groningen. Het gaat daarbij om goederen te Winde die Jan Schuiringe zou hebben verkocht. De mombers van de kinderen doen een beroep op naarkoop wegens sibbe (verwantschap). Dit wordt uiteindelijk in 1645 afgewezen.

In 1708 bezitten de schults Allert Reinder Wolthers en Jan Schuiringe en consorten tesamen 2 1/8 waardeel in de Woldse slag van de totaal 4 1/4 (scheiding van de Woldse Slag in Peize, in Drentse Rechtsbronnen, Willekeuren). Deze aandelen moeten wel komen van Roelof Leunge, Peizerwold, die bij de verdeling van de marke in 1577 twee waardelen toegewezen krijgt in de Woldse Slag. In dezelfde slag heeft Egbert Leunge een half waardeel, dit moet waarschijnlijk zijn Egbert Lunsche.
In 1657 procederen Abel Lunsche, Roelof Luinge en Willem Peling, respectievelijk getrouwd met Marritjen, Ameltijn en Jacobijn Schuringe, erfgenamen van wijlen Jan Schuiringe, in leven schulte van Peize, tegen Allart Wolters, schulte van Peize en Reijner Wolters over goederen die hun aller moeder Catharina Luinge voor haar overlijden zou hebben overgedragen.

In 1652 klaagt Jan Schuiringe Steven Ebbinge en Roelof Altinge, de mombers van zijn halfzusters, aan. Volgens de eiser zijn zijn halfzusters uitgeboedeld en heeft hij derhalve
recht op de hele erfenis. Deze zaak loopt nog in 1659.
Kinderen uit het eerste huwelijk:
1. Jan Schuiringe (zie Va), overleden 1690 in Peize? (voor 1691).
Kinderen uit het tweede huwelijk:
2. Marregien Schuiringe.
Gehuwd 1645 in Peize met Abel Lunsche, overleden 1697 in Peize, begraven 29-12-1697, zoon van Jan Lunsche.
Uit Familie Lunsche, Drents Genealogisch Jaarboek 1995:
Abel Lunsche, ovl. 29- 12- 1697 tr. ongev. 1645 met Marrechien Schuiringe. Zij was een halfzuster van de schulte Jan Schuiringe die in 1630 op Ter Hansouw woonde. In 1646 verzocht hij zijn zuster te mogen uitboelen, omdat zij onlangs met Abel Lunsche was getrouwd. Abel Lunsche kreeg in zijn leven te maken met vele geldkwesties, die uitgevochten werden voor de Etstoel.
In 1665 werden Willem Pelinge en Abel Lunsche, als naaste verwanten van het kind van Jan Schuringe, en Geertruit Vollenhove aangesproken voor een bedrag van f. lOOO.-. Doch deze eis werd ongefundeerd verklaard.
Een jaar later werd Abel Lunsche door zijn schoonfamilie aangesproken op een schuld van 124 car.gld. Dit bedrag moest hij betalen. In 1668 eiste Pieter Oosterhof namens zijn vrouw een bedrag van 500 car.gld. als rest van afkooppenningen van een overeenkomst uit 1644.
Vervolgens eisten dezelfde personen nog eens 75 cargld. aan rente en 100 daalder wegens een schuld. Ook een kwestie om 16 cargld. werd voor het gerecht uitgevochten. Traden Willem Pelinge en Abel Lunsche in 1665 gezamenlijk op voor het kind van Jan Schuringe, enkele jaren later kwamen beide heren met elkaar in conflict. Het minderjarige
kind was overleden en Willem Pelinge eiste 86 cargld. op, die Abel zou moeten betalen.
In 1683 worden Abel Lunsche en zijn huisvrouw Marrechien genoemd als verweerders tegen een panding van 116 gld. gedaan door Mr. Jacob Jacobs te Groningen. De panding wordt van onwaarde verklaard omdat de obligatie van 1669 is getekend door Marrechien en zij hier de toestemming van haar echtgenoot nodig had.

In 1700 is er een zaak voor de Etstoel tussen Jan en Bernier Reinders Cluivinge, zoons van de overleden Lambertien Lunsche tegen Jan Schuiringe namens zijn broer Jan Lunsche van Groningen, voor de helft erfgenaam van zijn vader Abel Lunsche. Er is ook sprake van een nalatenschap van Hermen Peters.
3. Ameltien Schuiringe.
Gehuwd 1650 in Peize? (voor 1657) met Roelof Luinge, overleden 1660 in Peize (tussen 1657 en 1661), zoon van Bareld Luinge en Aaltien? NN.
Etstoel 18 oktober 1661:
"Ameltijn Schuiringe weduwe van wijlen den Roelof Luinge heeft procuratie en volmacht gegeven aan de old vaandrig? Wolter Sichterman ende Johan Nijsinghe om hare zelve tegens Jan Luinge op dese tegenwoordige Lottinck waartenemen? sub clausulis conscientis van rato habitio en indemnificatie". Jan Luinge is hier waarschijnlijk olde Jan Luinge.
In 1661 maakt Aemeltjen Schuiringe, weduwe Luijnge voor zich en haar minderjarige kinderen bezwaar tegen de verkoop op 13-9-1660 van de goederen van Barelt Luinge aan zijn zoon Jan Luijnge.
4. Jacobijn Schuiringe.
Gehuwd 1650 in Peize? (voor 1655) met Willem Pelinge.
Haardstedenregister Vries 1672 onder Bunne/Winde: Willem Pelingh met 4 paarden.

Drents Archief, 0294 Collectie Diversen, aanvulling inv. 112:
Akte van verkoop door Willem Pelenge en zijn vrouw Jeremijntjen Schuyringe aan Jan Lunsche en diens zoon Luitjen van enige percelen land (te Peize?), 1684 (dit zijn vermoedelijk Jan Reinders Lunsche en zijn zoon Lucas van de Peizerhorst).
Willem Peling is medemomber over het kind van Jan Schuiringe, halfbroer van zijn vrouw en Geertruid van Vollenhove. In 1664 treedt hij op namens dit kind omdat de vader een vordering die hij had heeft overgedaan aan de man van zijn stiefdochter. In 1676 is dit kind (zoon) overleden en klaagt Willem Peling te Winde zijn medemomber Abel Lunsche aan vanwege een betaling van 86 gld.
In 1685 is er een rechtszaak over de overdracht van goederen van Willem Peling te Winde en worden deze goederen grasvellig genoemd.
 
IVd  Trijntien Schuiringe, dochter van Johan Schuiringe en Anna Alting (zie IIIe).
Gehuwd 15-10-1614 in Groningen (afkondiging) met Lubbertus Buining, hertrouwd 13-12-1617 in Groningen (afkondiging) met Frerickien Hindrix, dochter van Hillebrant Hindrix.
Huwelijksafkondiging Groningen 15-10-1614:
Die E. en welgl. Lubbertus Buininck daervoer de tutor? Maren? en de dogent. Trijntien Schuirinck ... Jan Schuirinck en Anna Altingk to Peijse Dr.
In 1636 treedt Johan Schuiringe, schulte te Peize in een zaak voor de Etstoel op als voormond over Gerhard Buering, in een vervolgzaak in hetzelfde jaar vermeld als Gerhard Buiningh.
Kinderen uit dit huwelijk:
1. Gerhardus Buining.
Gehuwd (1) 8-6-1639 in Groningen (afkondiging) met Hindrikje Polling, overleden 1652 in Groningen.
Huwelijk: Gerardus Buningh present en Hindrickjen Pollinge tot Onnen pro quibg? de Heer borgermeisder? Berent Julsinge waerde.
Op 5-5-1641 wordt in Groningen zoon Lubbert gedoopt, daarna nog een zoon Lubbertus en dochters Trijntien en Maria. Bij de doop van de laatste in 1652 is hij raadsheer.

Gehuwd (2) 23-1-1653 in Noordlaren met Maria Columbiers.
Huwelijk: op d'attestatie der h.h. commissaris in Groningen Gerhard Buiningh en Maria Columbiers, ook afkondiging in Groningen 1-1-1653: d'E. Gerhard Buningh en Maria Columbier.
 
IVe  Margreetijn Schuiringe, dochter van Bareld Schuiringe en Roelofje Alting (zie IIIf).
Gehuwd (1) 28-1-1627 in Groningen met Niclaes Barlinckhoff.
Huwelijk: Niclaes Barlinckhoff en Geertjen Schuiringe, daar haar vader Barolt Schuiringe voor presenteerde.
Gehuwd (2) 3-5-1629 in Groningen met Johannes Gebhardus, overleden 1632 in Groningen.
Huwelijk: Johannes Gebhardus, professor alhier en Margreetijn Schuirinck, weduwe Niclaes Barlinckhoff, beide absent daar de hooggeleerde doctor Rodolphus Schurinck voor presenteerde.
Op 8-9-1632 wordt het huwelijk van Jannes Gebhardus, prof. academie van stad Groningen en Ommelanden met Margaretha Halbes geproclameerd, maar de bruidegom overlijdt voor het huwelijk.
Op 8-10-1632 wordt een programma funebris van Jan Gebhard uitgegeven door de universiteit.
Kinderen uit het tweede huwelijk:
1. Roelofje Gebhardus (zie Vb), geboren 1630.
 

Generatie V

Va  Jan Schuiringe, overleden 1690 in Peize? (voor 1691), zoon van Jan Schuiringe (zie IVc) en NN NN.
Etstoel 1639: De mombers en voogden van de voorzoon van wijlen Johan Schuiringe in leven schulte te Peize treden op als eisers tegen Trijne Luijnge weduwe van de genoemde schulte. De eisers willen scheiding van de nagelaten goederen tussen Jan Schuiringe en zijn halfzusters.

Jan Schuiringe vraagt in 1645 toestemming van de Etstoel om zijn halfzuster die onlangs met Abel Lunsche op de Horst is getrouwd te mogen uitboedelen.

Gehuwd (1) 1644 met Geertruid van Vollenhove, overleden 1658, eerder getrouwd met Hans Kiers ten Berge, zoon van Jan Kiers ten Berge en Anneke Groothuis.
Deel/folio/datum 17/162/27-6-1659
Eiser: Jan Haenge te Grolloo voor zijn zoon Egbert Haenge
Verweerder: Jan Schuiringe
Onderwerp: panding
Inhoud: 91-19-12 wegens begrafeniskosten van de vrouw van verweerder,
Geert(r)uid Vollenhoe. Verweerder is niet op komen dagen.

Deel/folio/datum 19/158/7-6-1664
Eiser: Johan Schuiringe in den Dam
Verweerder: erfgenamen van Catharina Luinge
Onderwerp: inzage stukken
Inhoud: eiser wil inzage in enige stukken.
Andere namen: mr. Jan van Alten

In 1664 verzoekt mr. Mentjen Harmens aan de Etstoel dat Jan Staels geordonneerd zal worden om aan hem te betalen de som van 1000 gld. die hij schuldig is geweest aan Jan Schuiringe en die Jan Schuiringe ter voldoening van het beloofde huwelijksgoed aan hem heeft gecedeerd. Willem Pelinge als momber van het kind van Jan Schuiringe verzoekt zich in de zaak te mogen verdiepen. Hij zal binnen 3 weken zijn lezing moeten geven aan de Heer Drost, die daarop zal beslissen.
In 1665 komt de zaak nogmaals voor de Etstoel en wordt Hendrik Staels vermeld als degene waarop Jan Schuiringe de vordering had, dit vanwege een aangekocht goed (volgens latere gegevens een huis achter de kerk van Peize). Willem Peling en Abel Lunsche treden dan op als naaste verwanten van het kind van Jan Schuiringe en Geertruid Vollenhove. Zij willen dat dit kind meedeelt in de opbrengst van het verkochte goed. De eis van Mentje Harmens wordt afgewezen, maar wel wordt besloten dat de aangeklaagden en Jan Schuiringe binnen 6 weken moeten komen tot een scheiding en verdeling van de goederen.

Mentjen Harmens blijkt getrouwd te zijn met Annetje (kinderen gedoopt in Warffum, waaronder Geertruid in 1661), die bij haar hertrouwen in 1678 in Warffum wordt vermeld als Annetje ten Berge, wed. Mentje Harmens. Zij is dus een dochter van Geertruid van Vollenhove en haar eerste echtgenoot, Hans Kiers ten Berge en een stiefdochter van Jan Schuiringe.

Gehuwd (2) 1660 met Fennegien NN, overleden 1708 in Peize, begraven 27-3-1708.
Deze Jan Schuiringe is vermoedelijk identiek met Jan Schuiringe, zoon van de rond 1638 overleden schulte Jan Schuiringe van Peize. Hij is tussen 1640 en 1664 langdurig in rechtszaken verwikkeld met zijn stiefmoeder Catharina Luinge of haar erfgenamen.

In 1660 wordt Johan Schuirink aangenomen als lidmaat in Appingedam, met attestatie van Tinallinga.
In 1664 treedt Johan Schuirnge in den Dam op als eiser tegen de erfgenamen van Catharina Luinge. Hij wil inzage in enige stukken, waar hij ook al eerder om heeft gevraagd.
In hetzelfde jaar wordt in Appingedam gedoopt Wiccher, z.v. Johannes Schuiring en Fenke.

DA, toegang 0294 Collectie Diversen inv. 83 Akte van verkoop door Jan Schuiringe en zijn vrouw Fennetjen Jans aan Titus van Ewsum van een vierdendeel waardeel gelegen in het Luingeslach in de marke van Peize; 1668

Haardstedenregister van Peize:
1691: wed. Jan Schuiringe achteraan de lijst bijgeschreven.
1692 en 1693: wed. Jan Schuiringe, keuter, daar de zoon bij in woont, doet schoenlappen.
1695 (1694 ontbreekt): Kneilies Schuiringe.
Op 27-3-1708 wordt Fennetien Schuiringe begraven. Cornelius Schuiringe betaalt voor het laken over zijn moeder.
Kinderen uit het eerste huwelijk:
1. NN Schuiringe, overleden 1675. In 1676 klaagt Willem Pelinck te Winde Abel Lunsche op de Horst aan wegens 86 gld. die eerstgenoemde heeft betaald aan Hermannus Folckers te Groningen. Beiden waren momber over de inmiddels overleden minderjarige zoon van Jan Schuiringe.
Kinderen uit het tweede huwelijk:
2. Cornelis Schuiringe, overleden 1743 in Peize, zie genealogie Schuring.
3. Peter Schuiringe, overleden 1712 in Groningen.
Gehuwd (1) 4-1-1708 in Groingen met Jantien Hindriks.
Huwelijk: Pieter Schourinck van Peise en Jantien Hindricks van Buinen, pro qua Lutien Busch als neef.
Huwelijkscontract Groningen 10-12-1707:
Peter Schuiringh en Jantien Hindricks.
Bruidegoms zijde: Wicher Schuiringh, broer en Jan Scherhooren, verzocht.
Bruids zijde: Egbert Hindricks, broer en Luichien Busch, neef.
Recht van representatie aan de kinderen van Cornelis Schuiringh.

Gedoopt Groningen 23-9-1708: Fenneije, d.v. Peter Schuering en Jantje Peters in Prinsenstr.

Gehuwd (2) 31-12-1709 in Groningen met Grietien Blamuisers.
Huwelijk: Pieter Schuirinck van Peijse en Grietien Blamuisers van Groningen, pro qua Willem Willems als broeder.

Gedoopt Groningen 4-10-1712: Peter, z.v. Grietjen Peters wed. van Peter Schuering in Kleine Raemstr.

Er is ook een Pieter Hindriks Schuijringh, van Appingedam, die in 1722 in Groningen trouwt met Hillegonda Groothuijs, van Groningen (ook Alagonda).
4. Wicher Schuiringe, geboren 1664 in Appingedam, gedoopt 13-7-1664.
Gehuwd 25-4-1703 in Groningen met Geugien Schuiringe, dochter van Barteld Schuiringe en Cornelisje Lunsche, eerder getrouwd 16-12-1678 in Groningen (afkondiging) met Wessel Egberts, eerder getrouwd 4-2-1685 in Groningen met Luppe Jans, hertrouwd 9-2-1712 in Groningen met Geert Egberts Nielandt.
Huwelijk: Wicher Schuirinck van Appingadam en Geuchjen Schuiringhe wed. van Lippe Jans, wed. van Peijse pro qua Jan Schuiringhe als neef, met belastinge tot Holwierda.
Huwelijkscontract Groningen 31-3-1703: Wicher Schuiringh en Geughien Schuiringh, dedigsluiden aan de bruidegoms zijde Cornelis Schuiringh en Peter Schuiringh als broers, aan de bruids zijde Barelt Schuiringh als broeder.
 
Vb  Roelofje Gebhardus, geboren 1630, dochter van Johannes Gebhardus en Margreetijn Schuiringe (zie IVe).
Gehuwd 15-8-1654 in Groningen met Sicko Eissinge.
Huwelijksafkondiging 10-6-1654: Sicko Ejsinge en Roleffjen Gebhardus, getrouwd 15-8-1654.
Kinderen uit dit huwelijk:
1. Reijner Eissinge, geboren 1656 in Groningen, gedoopt 12-10-1656.
 

Index
Genealogie Alting (1)